Begrafenis en Rouw
Bij de rouwkleding droeg de vrouw zwarte kralen rond de hals, een zwart, paars en donkerblauw gebloemde kralap en stikkie en haar zwart-witte dasje had paarse motieven. In de stoet achter de begrafenis werd ook nog de dunne doek gedragen. Rouwkleding bij mannen bestond alleen in de verandering van het koordje dat achterin de pijbroek gestrikt zat, en de groene lintjes van de ruige muts. Die waren bij rouw in plaats van groen dan zwart gekleurd. Indertijd duurde de rouwtijd in Volendam bij een sterfgeval van de man, de vrouw, of een van de ouders twee jaar en zes weken. Bij een sterfgeval van schoonouders, broer of zus, schoonzuster, zwager was dit ook twee jaar en zes weken. Voor kinderen onder de twaalf jaar rouwde men niet. Dikwijls bleef de vrouw na de dood van haar man tot aan haar dood rouwkleding dragen. Een overledene werd in een doodshemd en na de tweede wereldoorlog in een pyjama of in het beste pak opgebaard en begraven. Het doodshemd voor de man en de vrouw werd gemaakt van neteldoek. Het was een lang hemd dat vanachter gesloten werd met strikjes. Middenvoor zat een kruis van zwart lint als versiering en om de hals een boordje. Bij de man werden ook nog manchetten aangebracht. De doodshemden voor kinderen waren getooid met neepjes en lintjes